Het ministerie van VWS heeft op 11 mei jl. onder meer de LVVP geconsulteerd over de wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) in verband met de herpositionering van taken van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en deregulering. Tijdens de bijeenkomst kwamen vier thema’s aan de orde. De LVVP heeft op al deze thema’s een reactie gegeven.
Verantwoordelijkheidsverdeling tussen VWS en de NZa op het gebied van regulering
Het wetsvoorstel voorziet in een heldere knip in de reguleringstaken tussen VWS en de NZa, zodat duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. In de Wmg wordt vastgelegd dat VWS bij ministeriële regeling bepaalt welke regulering er geldt. De NZa zal niet langer belast worden met het opstellen van de algemene kaders van het reguleringsbeleid. De NZa zal alleen nog verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de ministeriële regelingen en de casuïstiek. Hierdoor kan de NZa op meer afstand van de veldpartijen opereren, zodat er een duidelijker profiel ontstaat als onafhankelijke toezichthouder.
De LVVP krijgt uit de conceptwetteksten de indruk dat er veel meer gereguleerd gaat worden dan nu het geval is. Of dit wenselijk is, valt te bezien. Verder is de LVVP van mening dat er in de wet meer aandacht moet zijn voor de toetsing op de uitvoerbaarheid. Deze lijkt zich nu te beperken tot een uitvoerbaarheidstoets ten behoeve van de taken van de NZa. Er zou echter ook een verplichting moeten gelden op een toets op de administratieve lasten. Ook de verplichting op het uitvoeren van een impactanalyse zou opgenomen moeten worden. De LVVP vindt het wel een goede zaak dat ministeriële regelingen gedurende 30 dagen worden voorgehangen bij het parlement.
Dereguleren
Hoewel de huidige tarief- en prestatieregulering op plaatsen ruimte biedt aan innovatieve zorgvormen en maatwerkafspraken, werken de verplichte prestatiebeschrijvingen beknellend en remmend op innovatie en kunnen ze leiden tot hogere administratieve lasten. Met dit wetsvoorstel wordt meer ruimte gecreëerd voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars om zelf afspraken te maken over prestaties. Er komt dus een artikel in de Wmg dat regelt dat prestatiebeschrijvingen vrij zijn, tenzij uit de ministeriële regeling blijkt dat een zorgvorm is gereguleerd. In het wetsvoorstel wordt daarmee van een verbods- naar gebodsstelsel overgegaan. Overigens zal een en ander stapsgewijs worden ingevoerd. In eerste instantie wordt via ministeriële regelingen aangesloten bij de huidige regulering. Per sector/vorm van zorg zal vervolgens bepaald worden of deregulering verantwoord is.
Een belangrijk voordeel van het gebodsstelsel is dat elke zorginnovatie, mits veilig, meteen in de praktijk kan worden gebracht zonder dat eerst een prestatiebeschrijving moet worden aangevraagd bij de NZa. De LVVP vraagt zich wel af of deze flexibiliteit in de markt ook ten goede kan komen van vrijgevestigden. Immers, afspraken hierover tussen zorgverzekeraar en aanbieder zijn randvoorwaardelijk. In de praktijk blijkt dat zorgverzekeraars lang niet allemaal openstaan voor bilaterale (maatwerk) afspraken met vrijgevestigden. Wij roepen zorgverzekeraars op om ook met vrijgevestigden de dialoog aan te gaan over innovatie.
Versterking markttoezicht in de zorg
Met dit wetsvoorstel wordt de zorgspecifieke fusietoets en het instrument van aanmerkelijke markmacht van de NZa naar de Autoriteit Consument en Markt (ACM) overgeheveld.
De NZa zal toezicht blijven houden op de zorgplicht van zorgverzekeraars. Toezicht op de inkoopmacht van verzekeraars (of verkoopmacht van aanbieders) zal onder de ACM plaatsvinden.
Macrobeheersheffing
Het doel van macrobeheersheffing is om de kosten van zorg direct dan wel indirect te beheersen. Met dit wetsvoorstel wordt het macrobeheersinstrument (mbi) een afzonderlijk artikel in de wet. Tot op heden bestond het mbi namelijk uit een samenstel van instrumenten uit de Wmg. Met een ministeriële regeling kan dan per sector een nadere invulling aan het instrument worden gegeven.
Bij ministeriële regeling wordt weergegeven op welke wijze er gedeeltelijke vrijwaringen op de heffing kunnen worden verdiend en welke omstandigheden daarbij een rol kunnen spelen. In het nieuwe artikel over de macrobeheersheffing is uitdrukkelijk bepaald dat een tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars afgesloten overeenkomst over de te leveren zorg en de wijze waarop en de vorm waarin deze in rekening zal worden gebracht, een omstandigheid kan zijn die tot een gedeeltelijke vrijwaring kan leiden.
Aan de ene kant geeft de minister aan dat zij een omslag heeft gemaakt van een centraal aanbodgestuurd zorgstelsel richting een vraaggestuurd stelsel. Echter, een macrobeheersinstrument dat overschrijdingen in de zorg voornamelijk terugvordert bij ongecontracteerde zorgaanbieders kan niet als een vraaggestuurd stelsel worden getypeerd. Immers, na het sneuvelen van artikel 13 van de Zvw heeft de Eerste Kamer duidelijk het signaal afgegeven dat keuzevrijheid voor de patiënt in de zorg cruciaal is. Dit betekent dat er ruimte voor patiënten moet blijven om zorg af te nemen bij gekwalificeerde, maar ongecontracteerde zorgaanbieders. Door het mbi nu op deze manier in te vullen, dwingt de minister zorgaanbieders alsnog om contracten met zorgverzekeraars te sluiten, ook als deze laatste wurgcontracten aanbieden. Immers, bedrijfseconomisch is het een te hoog risico om in het jaar t+2 een naheffing van de overheid te krijgen over de overschrijding van het budgettair kader. Alleen een contract met de verzekeraar kan een dergelijk risico uitsluiten. De praktijk heeft de afgelopen jaren echter laten zien dat er helemaal geen sprake is van overeenstemming tussen de verzekeraar en de aanbieder, waar de wetgever wel over spreekt in de conceptwettekst. Veeleer is er sprake van tekenen bij het kruisje.
Verder wordt er gesproken over een hardheidsclausule. Onze vraag aan de minister is of hierin bepalingen worden opgenomen die de aanbieder bescherming bieden in zijn bestaansrecht. Het is namelijk van het grootste belang te realiseren dat het hier wel zorg aan patiënten betreft volgens wetenschappelijke standaarden en richtlijnen. Het betreft zorg die in het basispakket van de verzekerde zorg valt. Het is onbehoorlijk om deze zorgvraag af te straffen met onaanvaardbaar hoge heffingen.
Het wetsvoorstel en andere relevante stukken vindt u tot 20 mei 2015 via deze link.
De LVVP zal binnenkort een officiële reactie insturen. Wij houden u op de hoogte.
Ook interessant
LVVP-expertteam e-mental health gaat platforms testen
Vijf LVVP-leden kunnen zich expert noemen op het terrein van e-mental health (emh). Zij hebben deelgenomen aan de eerdere pilot ...
Lees meer