“De bekostiging moet de inhoud volgen. En niet andersom.”
februari 2023
LVVP-voorzitter Ria Mous heeft, eerst als behandelaar en daarna ook bestuurlijk, al veel modellen, systemen en vormen van bekostiging zien komen en gaan. Het meest recente systeem is het zorgprestatiemodel dat op 1 januari 2022 is ingevoerd. Heeft het model tot nu toe gebracht wat ervan verwacht werd? En hoe zie je de toekomstige ontwikkeling ervan? Deze vragen komen aan bod in dit eerste interview met Ria Mous in haar rol als voorzitter van de LVVP.
TIEN ONTWERPCRITERIA Bij het bouwen van het zorgprestatiemodel stonden tien ontwerpcriteria centraal: tien eigenschappen waaraan de nieuwe bekostiging zeker aan moet voldoen. Denk aan eenvoudige prestaties, begrijpelijk voor de patiënt, die de daadwerkelijk geleverde zorg weerspiegelen en die zo snel mogelijk inzicht geven wat de zorg kost. De regels moeten eenvoudig en duidelijk zijn en er moeten structureel minder administratieve lasten komen voor de zorgverleners, zónder tijdsregistratie. En de nieuwe bekostiging moet flexibel te combineren zijn met de zorgvraagtypering: de kosten moeten aansluiten op het geleverde zorgtype. |
Hoe kijk je nu tegen de ontwerpcriteria aan? Als we beginnen bij de gevolgen voor de patiënt: is de (geleverde) zorg daadwerkelijk inzichtelijker geworden voor de patiënt?
“Binnen het zorgprestatiemodel (zpm) is voor de patiënt duidelijker welke zorg je als behandelaar gegeven hebt. De zorgverzekeraar ontvangt de factuur en de patiënt kan die bekijken in het zorgportaal van de verzekeraar. Bij contractvrij werken ontvangt de patiënt de factuur. Op de factuur kan de patiënt duidelijk zien wat door de behandelaar gedaan is: diagnostiek- en behandelconsulten, en eventueel overige prestaties, en tegen welk tarief.
Het bureau van de LVVP krijgt minder vragen van patiënten over de declaraties aan hun zorgverzekeraar; de rekening is dus transparanter geworden. Ook vinden veel mensen het prettiger dat hun eigen risico geleidelijk aan wordt aangesproken (bij de maandelijkse factuur) en niet in één keer geheel wordt geïncasseerd, zoals vroeger het geval was bij de eindafrekening van een DBC of zorgproduct.
Er is echter wel een nieuw knelpunt ontstaan voor patiënten, dat nog niet is opgelost: het wettelijke eigen risico wordt sinds de invoering van het zpm jaarlijks opnieuw ingezet. Voor een patiënt die bijvoorbeeld in november 2022 in behandeling kwam en van wie de behandeling in 2023 doorloopt, betekent dit dat z/hij een groter deel van de behandeling zelf zal betalen: het jaarlijkse eigen risico in 2022 én vervolgens het jaarlijkse eigen risico in 2023. Hierover zijn vragen gesteld in de Tweede Kamer en er is een toezegging van het ministerie van VWS dat dit onderzocht zal worden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft dit onderzoek uitgevoerd, maar hiermee is dit probleem helaas nog niet opgelost.
In het eerste half jaar waren er overgangsproblemen bij een aantal zorgverzekeraars en bij EPD-leveranciers. Een echte declaratie kon niet gerealiseerd worden, omdat de digitale organisatie nog niet op orde was. Nog steeds spelen er problemen bij een enkele EPD-leverancier.”
Volgens de ontwerpcriteria moeten de regels eenvoudig en duidelijk zijn en moeten ze leiden tot structureel minder administratieve lasten voor de zorgverleners, zónder tijdsregistratie. Klopt de destijds gedroomde werkelijkheid met de realiteit van nu?
“Vanaf het begin nam de LVVP actief deel aan de ontwikkeling van het zorgprestatiemodel. We waren enthousiast over de eenvoud en transparantie van het nieuwe model. We waren en zijn positief over een betalingsstructuur die niet gebaseerd is op diagnoses volgens DSM-V classificaties en de DBC’s (g-ggz) en producten (gb-ggz).
Die gedroomde werkelijkheid deelden we met andere behandelaren zoals psychiaters, met beleidsfunctionarissen van de Nederlandse ggz en van ZN en met vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties. Het bracht ons vaak bij deze conclusie: ”Het model heeft potentie en biedt eenvoud, transparantie en inzicht in prestaties en tarieven.”
Onlangs hebben we het zorgprestatiemodel geëvalueerd met vertegenwoordigers en bestuurders van alle partijen. Deze voorlopige conclusie werd in consensus gedeeld:
“Voordelen van het Zorgprestatiemodel zijn het wegvallen van indirecte tijd schrijven en daarmee ook bepaalde mate van dossiervervuiling. Daarnaast zijn er de gedifferentieerde tarieven voor de verschillende disciplines en de potentie voor het versnellen van de declaratiecyclus. Mede hierdoor is er minder werkkapitaal nodig voor de zorgaanbieder en is er sneller inzicht in de kosten.’’
Er zijn ook nadelen. Als LVVP vinden we dat de wet- en regelgeving van het zpm niet per definitie duidelijk is. Het bureau heeft vaak de handen vol aan de vragen van leden. En alhoewel de regels uit het zpm nu actueel zijn, dien je als behandelaar in de dagelijkse praktijkvoering wel rekening te houden met regels uit het vorige model, de DBC-structuur. In de werkelijkheid van nu functioneert het model als een extra inspanning, bovenop een nog resterend deel van bekende administratieve handelingen uit de vorige structuur met dbc’s (g-ggz) en producten (gb-ggz).
Het registreren van wat je concreet gedaan hebt, kan eenvoudig zijn, maar er zijn ook belemmerende omissies in de regelgeving. Zo is het declareren voor een gz-psycholoog of psychotherapeut in opleiding niet goed geregeld. In het Landelijk Kwaliteitsstatuut staat duidelijk dat een opleideling geen medebehandelaar is. Volgens de regels van het zpm is hij dat echter wel. Dit maakt het lastig om iemand op te leiden zonder de patiënt of de zorgverzekeraar op dubbele kosten te jagen. In het kader van de opleiding wil je de zorgvraagtypering bijvoorbeeld graag door de opleideling laten doen, maar dat mag niet volgens de regels van het zpm. Om die reden is de regiebehandelaar gedwongen de zorgvraagtypering zelf ook nog een keer te doen. Dit leidt tot dubbele kosten. Tot nog toe blijkt er weinig bereidheid bij partijen om dit te repareren. Ingewikkeld is ook het registreren van groepsconsulten, die per half uur geregistreerd moeten worden per individuele patiënt, die aan de groep deelneemt. Dat vraagt veel extra werk van collega’s die groepspsychotherapie geven.
Voor een belangrijk deel zijn de ingewikkeldheden overgangsperikelen. Ik verwacht dat het in de toekomst beter wordt en dat we goed ingespeeld raken op het zpm en de charme van eenvoud en transparantie gaan ervaren.”
De nieuwe bekostiging moet idealiter flexibel te combineren zijn met de zorgvraagtypering: de kosten moeten aansluiten op het geleverde zorgtype. Hoe staat het met dit streven?
“Tegelijk met het zorgprestatiemodel is ook de zorgvraagtypering ingevoerd. Dat is niet zonder reden. Een bekostigingsmodel heeft namelijk ook een begrenzing nodig: we hebben nu eenmaal te maken met beperkte financiële middelen en er is eenvoudigweg geen geld om oneindig door te behandelen. Die begrenzing moet het liefst door de inhoud bepaald worden, zodat het bekostigingsmodel de inhoud van de zorg volgt. En niet andersom.
Zorgverzekeraars leggen nu nog geen beperkingen op aan het aantal te vergoeden consulten. Maar dat is alleen op voorwaarde dat partijen in de ggz deze begrenzing verder met elkaar gaat uitwerken. Als LVVP hopen we deze begrenzing in de zorgvraagtypering te vinden. We verwachten dat er een verband is tussen het zorgvraagtype en de daaropvolgende behandelinzet. Om dit goed te kunnen onderzoeken, hechten we dan ook groot belang aan het aanleveren van de gegevens van de zorgvraagtypering, de antwoorden op de HoNOS+-vragenlijsten. Maar wel op voorwaarde dat onze leden dit veilig kunnen doen. Met de recente uitspraak van de Autoriteit Persoonsgegevens hebben wij hier vertrouwen in.
De LVVP staat nu positief tegenover die uitvraag van de NZa en doet dan ook niet mee met de rechtszaak die een aantal ggz-behandelaren en patiënten wil aanspannen tegen de NZa. De gegevens van een behandeljaar worden verzameld voor verdere ontwikkeling van de zorgvraagtypering, die zo meer gebaseerd kan worden op de werkelijkheid van de zorgvraag van Nederlandse patiënten. Na verwerking worden de data niet bewaard. Voor verdere informatie, zie link.
Zolang dit onderzoek en de verdere ontwikkeling loopt, verwachten wij dat zorgverzekeraars het aantal verrichtingen per zorgvraagtypering niet maximeren. De LVVP hanteert daarbij het uitgangspunt van gepaste zorg. Zorgvuldig starten op basis van indicatiestelling en behandelplan en in goed overleg met patiënt zorgvuldig afronden en beëindigen. Helaas zijn een aantal zorgverzekeraars wel via contractering hun budgetten aan het beperken door het instellen van een zorgkostenplafond per kalenderjaar.”
De impact voor onze leden is groot, niet alleen omdat de overgang veel tijd en daardoor ook geld kost, maar ook omdat de tarifering anders is ingericht. Gecombineerd met de afslagen die zorgverzekeraars hanteren, leidt dit voor een aantal leden tot omzetverlies. Het zorgprestatiemodel is toch geen verkapte bezuinigingsoperatie?
“Nee, het zorgprestatiemodel is niet ontwikkeld vanuit het oogpunt van kostenbesparing. Het DBC-model was na ruim 10 jaar aan herziening toe. De complexiteit van de DBC-structuur en de onwerkbaarheid van een betalingsstructuur op basis van diagnoseclassificaties speelde het meest. Echter, nu zien we dat in de huidige (maximum tarieven van de NZa al een afslag is toegepast op ‘onze’ setting 1 (ambulant, ks sectie II), en dat daar bovenop nog een afslagpercentage wordt gehanteerd door zorgverzekeraars. Bovendien zijn de tarieven voor 2023 verlaagd en daar komt de hoge inflatie nog bovenop. Om een goed beeld te krijgen, start de NZa op aandringen van de LVVP een productiviteitsonderzoek onder vrijgevestigden met als doel een tariefherijking. Zit u in de steekproef, lever dan zo compleet en zorgvuldig mogelijk uw gegevens aan bij de NZa.”
Hoe zie je de toekomst van het zorgprestatiemodel?
“Het zorgprestatiemodel heeft meerwaarde. Het is eenvoudig, transparant en neutraal. Het bepaalt niet de inhoud van de zorg. Dat is altijd van groot belang geweest voor de LVVP. De bekostiging moet de inhoud volgen en niet andersom. De LVVP hoopt dat de beter op de Nederlandse realiteit afgestemde zorgvraagtypering via de HoNOS+ straks kan (blijven) dienen als ROM-instrument. Dat zal de administratieve lastendruk verlichten.”