bestuur en directie onderzoeken het Engelse model
‘Wij willen transparant zijn en afgerekend worden op resultaten, maar dan wel op voor cliënt en behandelaar herkenbare resultaten’
bestuur en directie LVVP:
achterste rij: Arnoud van Buuren, Andree Booltink
middelste rij: Hans Kamsma, Ria Mous
voorste rij: Dick Nieuwpoort, Peter Dekker, Alexandra Sillen, Judith Veenendaal
Wat was het doel van jullie studiereis? Wat was de aanleiding en welke instanties hebben jullie bezocht?
Arnoud: ‘Wij hebben deze studiereis gemaakt om ons te verdiepen in het functioneren van het clustermodel, de wijze waarop in Engeland wordt geïndiceerd voor mental health binnen de National Health Service (NHS). De aanleiding is dat de LVVP een belangrijke rol speelt binnen de werkgroep die een nieuwe productstructuur, naar het Engelse model, onderzoekt. Er is grote onvrede over het huidige model, dat gebaseerd is op DSM-diagnoses. Dit model bevat forse perverse prikkels.’
- Hans: ‘In het zorgclustermodel is de zorgvraagzwaarte niet op alleen een DSM-classificatie gebaseerd, maar wordt vanuit de HoNOS met een aantal aanvullende vragen veel breder gekeken naar de cliënt, in heden en verleden. Dat geeft meer klinische herkenbaarheid dan het huidige systeem. Daarmee wordt de kloof tussen de inhoud van de behandeling en het bekostigingssysteem gedicht.’
- Arnoud: ‘Tijdens de studiereis bezochten we drie verschillende “trusts”, dat zijn regionale NHS-afdelingen, twee in Londen en een in Oxford. Daarnaast spraken we met het hoofd mental health van de NHS op het Engelse ministerie van gezondheidszorg en met professor David Clark in Oxford, die een outcomegericht model voor psychologische zorg en psychotherapie wist te implementeren.’
Kunnen jullie een korte schets geven van het Engelse zorgclustermodel?
- Arnoud: ‘In het Engelse clustermodel wordt geïndiceerd met behulp van de HoNOS op algeheel (dis)functioneren van een cliënt. Er zijn in totaal 20 clusters, verdeeld in drie ‘superclusters’: niet-psychotisch, psychotisch en organisch, dat wil zeggen cognitieve stoornissen.’
- Hans: ‘Het voor ons -denk ik- meest interessante supercluster ‘niet-psychotisch’ kent acht clusters die deels in ernst van de zorgzwaarte oplopen, maar ook plek bieden aan langdurig te behandelen problematiek zoals persoonlijkheidsstoornissen.’
- Arnoud: ‘Inderdaad. En in een groot deel van de NHS-trusts in de UK wordt dit model gebruikt om cliënten te indiceren voor geestelijke gezondheidszorg.’
Wat vinden jullie opmerkelijk aan het zorgclustermodel als je het vergelijkt met de wijze waarop we proberen het toepasselijk te maken in Nederland?
- Hans: ‘In Engeland wordt het clustermodel vooral binnen de trusts gebruikt om intern zicht te krijgen op de te leveren zorg en de verdeling van het budget. Omdat een centrale aansturing ontbreekt en er nog geen direct verband is met de bekostiging door de NHS is het systeem eigenlijk niet volledig geïmplementeerd. Het is dan ook het advies van de mensen die we spraken om het systeem goed en volledig in te voeren. Waarbij bijvoorbeeld de reviewmomenten in een gezamenlijke dialoog van behandelaar en cliënt worden gebruikt.’
- Arnoud: ‘Prestatiebekostiging is en blijft een “holy grail”, om maar even in de UK te blijven. Hoe weet de financier dat hij iets afrekent wat het ook waard was? Een heel belangrijk leerpunt in de UK was dat het verzamelen van data zonder directe terugkoppeling ervan naar de degene die ze aanlevert (en dat is in de eerste plaats natuurlijk de cliënt), het draagvlak voor het verzamelen van die data ondermijnt.’
Toepassing van reviewmomenten maakt onderdeel uit van het Engelse model en zou ook een belangrijke positie krijgen in het Nederlandse model. Wat hebben jullie hierover meegekregen in Engeland?
- Arnoud: ‘Dit onderdeel is in Engeland nog nauwelijks ontwikkeld. Het is voor ons een van de aantrekkelijke kanten van dit model. Wij willen graag transparant zijn en afgerekend worden op resultaten, maar dan wel op voor de cliënt en de behandelaar herkenbare resultaten.’
- Hans: ‘Klopt. In de ‘agenda voor de ggz’ die we met alle partijen in het ggz-veld aan het ontwikkelen zijn, speelt het gepast gebruik een belangrijke rol: niet meer en niet minder zorg dan nodig is. De reviewmomenten geven hier een goed handvat voor.’
- Arnoud: ‘Daarnaast zal financiering van de zorg steeds meer gebaseerd worden op outcome. Als psychologen en psychotherapeuten willen wij dat dit gebeurt naar aanleiding van evaluatieve momenten in de therapie zelf; vergelijk het systeem van toetsing zoals de NVVP dat in het verleden kende.’
Outcome is een steeds belangrijker wordend aspect in het Engelse model. Wat vinden jullie hiervan en hoe zouden we dat kunnen toepassen in het model dat we in Nederland willen invoeren?
- Arnoud: ‘Outcome vloeit voort uit het stellen van doelen en het samen met de cliënt evalueren hiervan. ROM is hierin slechts een aanvullend instrument. Op dit moment verwachten partijen in Nederland veel te veel van uitsluitend ROM-gegevens. Alleen ROM is geen maat voor outcome.’
- Hans: ‘ROM moet volgens ons worden gezien in samenhang met andere factoren, zoals het stellen van doelen en de bijbehorende evaluatiemomenten. Door feedback op onze eigen outcomedata te krijgen in vergelijking tot bijvoorbeeld een landelijk beeld, en dat te kunnen begrijpen vanuit onze eigen praktijkvoering, kunnen we leren en verbeteren. Het gaat dus niet om eenvoudige rangordelijstjes met outcomedata. ROM’en is geen wedstrijd. Het gaat er om inzicht te krijgen in de data, te snappen wat dat over je behandelingen zegt en daarvan te leren. Bijvoorbeeld door daar in een intervisiegroep over in gesprek te gaan met elkaar.’
De LVVP participeert in diverse overleggen die gaan over de invoering van het nieuwe zorgclustermodel in Nederland. Wat gaan jullie in de eerstvolgende overleggen hierover uitdragen?
- Arnoud: ‘Het belangrijkste gebeurt in de werkgroep inhoud, waar LVVP-bestuursleden Hans Kamsma, Alexandra Sillen en Ria Mous deel van uitmaken. In het bestuurlijke deel, waar ik de LVVP vertegenwoordig, zal de komende maanden vooral de route voor de bekostiging aan de orde komen. De keuzes hierin zullen bepalend zijn voor de haalbaarheid en de vraag of het model een vooruitgang kan zijn, vergeleken met de huidige productstructuur.’
- Hans:’ In de werkgroep ‘zorginhoud en prestaties’ zijn we nu bezig de uitkomsten van een eerste pilot te analyseren en beoordelen. Daarin hebben we onderzocht of en hoe de Nederlandse vertaling van de HoNOS+ werkt door behandelaren bestaande cliënten te laten clusteren. De resultaten zijn zeer bemoedigend. Tegelijkertijd richten we ons nu op de volgende pilot. Hierin gaan behandelaren ruim een jaar lang cliënten clusteren volgens het nieuwe model, terwijl deze cliënten behandeld worden en dan dus ook in het bestaande systeem als dbc of product (in de generalistische basis-ggz) genoteerd. Ook hopen we bestaande ROM-data hieraan te kunnen koppelen, door ROM parallel te laten lopen aan de HoNOS+afname. Op deze manier willen we veel data binnenhalen die ons wijzer kunnen maken over hoe het nieuwe systeem in de praktijk kan werken en hoe het vergeleken kan worden met het huidige systeem, zowel inhoudelijk als op het gebied van de bekostiging. Instellingen en vrijgevestigden kunnen hieraan meedoen. Aanmelden voor deze pilot kan via pilotsggzfz@nza.nl.’
Hoe nu verder? Wat is de stand van zaken van de invoering van het zorgclustermodel in Nederland?
- Arnoud: ‘Inmiddels wordt een tweede pilot gestart waarin het model direct wordt vergeleken met de huidige productstructuur. Ook zal de komende maanden helder moeten worden hoe de bekostiging aan de clusters gekoppeld gaat worden. Dat is een heel spannend deel omdat daar het in ons stelsel ingebouwde en niet opgeloste conflict “wie weet wat over kwaliteit en hoe wordt daarop afgerekend” opnieuw aan de orde komt. De minister rekent op invoering van een nieuwe structuur in 2019, wij zijn ‘erg benieuwd’ of dat gehaald gaat worden, het vergelijken met dbc’s vereist een lange looptijd van de tweede pilot.’
- Hans: ‘Uiteindelijk is het de bedoeling om bekostiging, zorgclustermodel, zorgstandaarden en ROM aan elkaar te koppelen. In een zo transparant en consistent mogelijk systeem, met veel aandacht voor de klinische herkenbaarheid, de privacyaspecten en de vermindering van de administratieve lasten. Ook voor het kwaliteitsstatuut en mogelijk zelfs voor de aanspraak op verzekerde zorg heeft de invoering gevolgen. Oftewel: het is nog een hele uitdaging en er is een hoop werk aan de winkel. Dat lukt alleen als alle betrokken partijen goed samenwerken. Op dit moment lijkt dat heel behoorlijk te gaan en staan de lichten toch echt op groen.’
Deze maand ontving het LVVP-bureau geen ledenvraag. Wilt u als LVVP-lid de voorzitter of vicevoorzitter een vraag stellen? Mail deze dan naar beleidsmedewerker Annemarie van der Meer via a.vandermeer@lvvp.info.