- Is het heel erg cliche om juist nu te zeggen dat ik iedereen vooral een goede gezondheid toewens? -december 2020
- In coronatijd behandelen vrijgevestigden face-to-face waar dat kan – april 2020
- Maak contracten aantrekkelijker – januari 2020
Is het heel erg cliché om juist nu te zeggen dat ik iedereen vooral een goede gezondheid toewens?
15 december 2020
2020 was een opmerkelijk jaar. De coronacrisis had grote impact op de praktijkvoering, van face-to-face naar online behandelen. Ook op het bureau had corona veel impact: er werd plots volledig online vergaderd en de LVVP-visitatie kon niet langer plaatsvinden zoals we al jaren deden, waardoor bij het visiteren een slag naar online is gemaakt. Hoe heb je dit alles ervaren: voor jezelf als behandelaar en in je rol als bestuursvoorzitter van de LVVP?
“Het ging achteraf heel snel allemaal. Binnen een paar weken werd het duidelijk dat corona geen uit de hand gelopen griep was. Het bleek een serieuze bedreiging voor de gezondheid van veel mensen en voor de gezondheidszorg in zijn geheel. Iedereen kreeg met de maatregelen te maken die bedoeld waren om de uitbraak in te dammen, zowel persoonlijk als professioneel.
Voor de ggz kwam er gelukkig vrij snel een richtlijn. Als zorgverleners vielen we onder wat de cruciale beroepen ging heten. Dat gaf de mogelijkheid om op locatie te blijven werken. Met het nodige desinfecteren tussendoor, de stoelen op ruim anderhalve meter en de ventilatie op de hoogste stand bleef het zelfs mogelijk om face-to-face te werken. Tegelijkertijd kwamen er snel meerdere beveiligde toepassingen voor beeldbellen beschikbaar.
Bij ons in de praktijk betekende dit dat de meeste patiënten er de voorkeur aan gaven om toch voor een afspraak naar de praktijk te komen. Behoorde een patiënt tot een risicogroep, of gaf zij of hij er zelf de voorkeur aan om te beeldbellen, dan deden we dat. Uiteraard gold dat hoe dan ook voor mensen die zelf corona-gerelateerde klachten hadden. In het begin van de crisis betekende dit extra administratie. We moesten van iedereen bijhouden wat de voorkeur was en waar nodig uitnodigingen voor beeldbelconsulten versturen. Dat kon ook nog eens regelmatig op het laatste moment veranderen. Er was sowieso geregeld uitval wegens ziekte. Toch wende dit allemaal vrij snel en nam ook de groep die wilde of moest beeldbellen af.
Sinds de zomer is er vaker uitval op korte termijn. Er zijn weer meer mensen ziek of patiënten moeten thuisblijven na een positieve test. Toch blijkt ook daarmee dat de richtlijn goed werkt. Ik heb zelf al een paar keer meegemaakt dat een patiënt die bij mij op consult was geweest een paar dagen later positief werd getest. De ggd adviseert de patiënt dan steevast mij wel te waarschuwen en mij te vragen extra alert te zijn, maar verder zijn er dan geen beperkende maatregelen.
Al met al vind ik dat we als vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten tevreden mogen zijn dat we ons vak met aanpassingen, die wel per praktijk in omvang konden verschillen, hebben kunnen blijven uitoefenen. Dat is zowel voor onze patiënten als voor onszelf een groot goed.
De aanpassingen waren voor de LVVP als organisatie eigenlijk veel ingrijpender. Neem alleen al het feit dat de hele visitatie online moest gaan. In heel korte tijd die procedure aanpassen én uitvoeren was achteraf gezien best een monsterklus. Het is wel gelukt.
Als bestuursvoorzitter merkte ik dat gedurende de pandemie enerzijds alles zoveel mogelijk moest doorgaan en anderzijds de maatregelen en het virus echt overal impact op hadden. Zeker, smaken verschillen, maar ik kan de charme van online vergaderen nog steeds niet ontdekken. We hebben geprobeerd om overleggen zoveel mogelijk hybride of face-to-face te houden, uiteraard altijd binnen de dan geldende maatregelen. Een vergadering op locatie geeft gewoon veel meer gelegenheid om dieper op onderwerpen in te gaan, sneller te schakelen, gemakkelijker zaken in te brengen.
Soms gaf het ook een dilemma, zoals dit voorjaar bij de algemene ledenvergadering. Door een spoedwet was het mogelijk geworden om de vergadering volledig online te doen, waarbij de stemmingen wel geldig zouden zijn. Het werd een bijzondere ervaring in een studio, waarbij wij niemand konden zien van de overigens wel in grote getale ingelogde leden. We kregen de kritiek dat deze vorm afdeed aan het democratische gehalte. Maar het alternatief was geweest dat we de leden niet meer hadden kunnen raadplegen en informeren over belangrijke zaken als de visitatie, het zorgprestatiemodel en de beroepenstructuur.
Het was duidelijk dat corona ook op de bureaumedewerkers een wissel trok. Deels thuiswerkend, deels op het bureau, heel veel online vergaderingen. En dat in het jaar waarin we ook nog eens bedacht hadden de visitatie diepgaand door te ontwikkelen en ook de coronarichtlijn zelf steeds weer om aandacht vroeg. Het lukt allemaal, maar het is heel hard werken.
Voor de toekomst denk ik, dat hybride vergaderingen en online bijeenkomsten een aanvulling zullen blijven op vergaderen op locatie. Hetzelfde zal waarschijnlijk ook gelden voor het beeldbellen. Ik heb nu soms al beeldbelverzoeken om andere redenen dan een positieve coronatest.”
Wat brengt 2021 voor inhoudelijke uitdagingen voor vrijvestigden?
“Waarschijnlijk wordt 2021 een beetje een tussenjaar, een overgangsjaar. Dan ga ik er in alle redelijkheid van uit, dat de pandemie voldoende bedwongen gaat worden om de maatregelen geleidelijk aan terug te draaien.
Het zal het jaar zijn waarin we ergens ongeveer halverwege overgaan op de visitatie nieuwe stijl. Waarbij iedere praktijk gevisiteerd zal worden, gevisiteerden een rol als observant krijgen, er een evaluatieve groepsbijeenkomst zal komen. Een visitatie ook met een duidelijker onderscheid tussen het normatieve, ‘af te vinken’ deel en het formatieve, lerende, deel. Met, zeker voor vervolgvisitaties, een grotere nadruk op dat lerende deel. Een jaar ook waarin we hopelijk weer kunnen overgaan van volledige online visitaties naar visitatie op locatie. Hoewel ook hier mogelijk ruimte kan blijven voor een online deel. De veranderingen beginnen trouwens al vrij snel, als we begin volgend jaar afscheid nemen van ADAS en overgaan op een ander platform.
Voor het kwaliteitsstatuut geldt, dat nog steeds niet helemaal duidelijk is welke kant het opgaat. Er is al enige tijd een nieuw format beschikbaar, maar dat is eigenlijk nog oude wijn in nieuwe zakken. Er komen ook inhoudelijke wijzigingen aan, die mogelijk gevolgen voor ons als vrijgevestigden kunnen hebben. Omdat we er als ggz-partijen zelf niet meer uitkwamen, ligt dit nu bij het Zorginstituut, die doorzettingsmacht heeft om veranderingen door te voeren. Dit kan gemakkelijk leiden tot resultaten die helemaal niet zo goed aansluiten bij de werkelijkheid van ons werk. We hebben als aanbiederspartijen gezegd dat de beroepsgroepen over kwaliteit gaan. Dan vind ik, dat we in de toekomst ook weer alles op alles moeten gaan zetten om dit gezamenlijk voor elkaar te krijgen. Het feit dat de doorontwikkeling van het kwaliteitsstatuut nu in handen van het Zorginstituut ligt, zou ons eigenlijk het schaamrood op de kaken moeten bezorgen.
Inmiddels staat ook vast, dat per 2022 het nieuwe zorgprestatiemodel ingevoerd wordt. Dat gaat echt in één keer gebeuren. Daarom hebben we volgend jaar nodig om ons daar op voor te bereiden. Die voorbereiding is al begonnen. De webinars die daar onlangs over gehouden zijn, bleken voor veel leden een eerste kennismaking. Gedurende het jaar zullen we als branchevereniging de leden bij die voorbereiding verder ondersteunen. Ook vanuit het programmateam van de zorgprestatiemodel zal meer informatie en ondersteuning komen. Twee zaken waar we nu iedereen al toe oproepen: zorg dat je je administratie op orde hebt en zorg dat je werkt met een elektronisch patiënten dossier (epd).”
Wat verwacht en hoop je voor 2021? Voor de leden, voor de vereniging en voor jezelf?
“Is het heel erg cliché om juist nu te zeggen dat ik iedereen vooral een goede gezondheid toewens? Een beetje rust in de tent zou verder ook wel fijn zijn. Een einde aan de pandemie en terug naar het oude normaal, met een vleugje van de nieuwe mogelijkheden die de crisis ons wel gebracht heeft.
Hierboven vertelde ik dat het ons gezamenlijke brevet van onvermogen is geweest dat we niet als aanbiederspartijen het kwaliteitsstatuut verder hebben ontwikkeld. Daar staat tegenover dat het zorgprestatiemodel een resultaat is van een goede en intensieve samenwerking tussen de belanghebbende partijen. Dus als ik al een wens als bestuurder voor 2021 mag uitspreken, dan hoop ik dat dit het jaar wordt waarin de dialoog tussen de verschillende partijen, patiënten, aanbieders en zorgverzekeraars, weer constructief wordt en meer concrete resultaten gaat opleveren.
Voor mijzelf mag heel veel van dit jaar gewoon behouden blijven. Behalve corona dan!”
In coronatijd behandelen vrijgevestigden face-to-face waar dat kan
Uiteraard wel met inachtneming van de actuele richtlijnen en binnen de kaders die het RIVM en de Rijksoverheid geven. Een interview met Hans Kamsma, voorzitter van de LVVP, en Judith Veenendaal, directeur van de LVVP.
De maatregelen die het kabinet nam vanwege het coronavirus hebben gevolgen voor de ggz. De LVVP en andere ggz-veldpartijen hebben recentelijk een door het RIVM goedgekeurde richtlijn opgesteld. In deze richtlijn wordt geadviseerd hoe te (be)handelen in coronatijd. Immers, psychische klachten zijn er altijd, (ook) los van het coronavirus. Hans, hoe ziet jouw praktijkvoering er als LVVP-voorzitter nu uit?
‘Ons praktijkcentrum is een gecombineerde psychologen- en huisartsenpraktijk. Normaliter een dynamisch en levendig geheel aan huisartsen, psychologen, poh’s, assistenten en onze patiënten. Nu hangt er een andere sfeer. De wachtkamer is vrijwel leeg, een aantal medewerkers is ziek thuis of na ziekte weer aan het werk. Zoals overal zijn er strikte regels voor afstand bewaren en schoonmaken. Veel patiënten nemen contact op met vragen of omdat ze griepachtige verschijnselen hebben. De huisarts die op visite gaat bij een patiënt met griepachtige verschijnselen doet dat met schort, mondkapje, bril en handschoenen. Tegelijkertijd gaan we er met elkaar ontspannen mee om en worden coronagrappen volop gedeeld. We realiseren ons dat de echte ellende die dit virus met zich meebrengt zich buiten ons gezichtsveld afspeelt. De lege wachtkamer en de rustige straten die wij zien, contrasteren met de volle ziekenhuizen en ic’s.’
‘De coronacrisis ontregelt: de maatschappij, de gezondheidszorg en de individuele mens. En daar horen zorgverleners net zo goed bij.’
‘De coronacrisis ontregelt. Het ontregelt niet alleen de maatschappij als geheel en de gezondheidszorg in het bijzonder, maar ook de individuele mens. En daar horen zorgverleners net zo goed ook bij. Het is goed dat we ons dit realiseren, dat we niet alleen letten op wat het met anderen doet, maar ook met onszelf. In onze praktijk geven we bijvoorbeeld de voorkeur aan face-to-face contacten waar dat volgens de richtlijn kan. Maar als een medewerker zich daar zelf niet prettig bij voelt, kan dat al een reden zijn om te (beeld)bellen. We gaan wel steeds het gesprek met elkaar hierover aan. Ik denk dat het belangrijk is dat we als psychologen en psychotherapeuten in deze tijd voor onze patiënten een zekere rust uitstralen en houvast geven. Ons werk, juist in de vrijgevestigde setting, kan grotendeels en al dan niet aangepast, doorgaan. Het is niet voor niets dat we daarbij tot de cruciale beroepen in een vitale sector gerekend worden. Het is goed dat we daarin voor onszelf zorgen en bijvoorbeeld intervisies zeker laten doorgaan, ook al zal dat nu online moeten.’
‘In de consulten speelt de crisis duidelijk door. Hoewel sommige patiënten er eerder van tot rust komen, is het voor de meeste mensen een stressvolle periode. We hebben het bijna altijd wel over de gevolgen voor de thuissituatie, niet alleen voor de alleenstaanden maar ook voor gezinnen die nu met kinderen en ouders op elkaars lip zitten. Het is mede een taak van ons om te letten op oplopende spanningen, angsten en somberheid en dit bespreekbaar te maken’. Belangrijk dus dat in deze tijd de zorg voor kinderen en jeugdigen en hun ouders of verzorgers niet alleen doorgaat, maar juist ook extra aandacht krijgt. De LVVP participeert in de Samenwerkende Beroepsverenigingen Zorg voor de Jeugd, waar het motto is: “we blijven zo goed mogelijk hulp verlenen, juist nu!’
Wat raad je leden aan als het gaat om face-to-face afspraken en beeldbellen?
‘Er is nu een nieuwe richtlijn die stelt dat met inachtneming van de RIVM-richtlijnen consulten face-to-face plaatsvinden waar dat kan. Beveiligd beeldbellen of gewoon bellen zijn alternatieven als face-to-face contacten niet veilig zijn. In onze praktijk merken we dat ongeveer tweederde van de patiënten er zelf de voorkeur aan geeft om gewoon naar de praktijk te komen. Dat kan, mits ze zelf geen griepachtige klachten hebben en niet tot een risicogroep behoren. We houden de anderhalve meter afstand scherp in het oog en maken tussendoor stoel en deurklinken schoon. Patiënten kunnen in de wachtkamer wachten als daar voldoende ruimte is, maar sommigen willen liever buiten worden opgehaald, wat natuurlijk ook kan. Het vraagt ook om meer afstemming met de patiënten, dus vaker even van tevoren mailen of bellen. Een vermelding van het praktijkbeleid op de website is eigenlijk wel een vereiste.’
‘We horen regelmatig dat leden de voorkeur hebben om vanuit huis te werken of zelfs hun werk helemaal uitstellen of afschalen. Er kunnen allerlei redenen zijn die van persoon tot persoon verschillen om dit te doen. Maar ons uitgangspunt is dat ons werk in principe door kan en moet gaan in een -binnen de richtlijnen- zo optimaal mogelijke setting en vorm. Werken vanuit de praktijk geeft toch een andere mindset en focus dan werken vanuit thuis. En zelfs beeldbellen, hoe goed het ook is als alternatief, blijft toch een suboptimale manier van werken. Patiënten kunnen zelf ook de neiging hebben om gesprekken uit te stellen. Zeker dan is het goed ze opmerkzaam te maken op de mogelijkheden van bellen en beeldbellen en duidelijk te maken dat de situatie niet binnen een paar weken anders zal zijn.’
Het coronavirus heeft ook grote impact op de werkzaamheden van het LVVP-bureau. Stem je als voorzitter nu extra vaak af met het bestuur en directeur Judith Veenendaal?
‘Jazeker. Met Judith stem ik meerdere keren per week af. Dan hebben we het zowel over de inhoud van het coronabeleid als over de gevolgen voor de LVVP en de leden. Ik heb veel bewondering voor de manier waarop de directie en de bureaumedewerkers dit oppakken. Ze hebben vrijwel volledig moeten overschakelen op online vergaderen, de helft van de medewerkers werkt vanuit huis. Terwijl ze tegelijkertijd juist veel meer werk hebben door de crisis.’
‘Binnen het bestuur houden we zeker ook contact. Verder hebben we nu vrijwel wekelijks een korte online bestuursvergadering met directie en bestuur. Op die manier blijven we niet alleen goed met en van elkaar op de hoogte, maar kunnen we elkaar ook steunen en kunnen eventuele besluiten snel en effectief genomen worden.’
Judith, hoe zien jouw werkdagen eruit sinds de maatregelen vanwege corona? En ontvangt het bureau veel vragen van leden en waar gaan die over?
‘Sinds de coronacrisis is uitgebroken, is mijn werkweek zo mogelijk nog voller. Ik ga zelf wel elke dag naar kantoor. De helft van het bureau is daar aanwezig. We hebben elk een eigen kamer en houden fysiek afstand van elkaar.’
‘Drie keer per week komen alle ggz-partijen, de patiënten, de zorgverzekeraars, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van VWS online bijeen. We hebben ons afgelopen weken ingespannen om een richtlijn voor de ggz op te stellen die de goedkeuring van het RIVM heeft. Vanuit de LVVP hebben we hierin expliciet aandacht voor de vrijgevestigde gevraagd. De situatie van een vrijgevestigde is toch anders dan die van een instelling. Ik denk dat wij beter in staat zijn om onze fysieke omgeving te reguleren, waardoor we bijvoorbeeld kunnen voorkomen dat mensen met elkaar in een wachtruimte moeten verblijven. De richtlijn krijgt regelmatig een update. Het is dus verstandig om steeds de online versie te raadplegen.’
‘Elke dag tegen drie uur verwerken we alle nieuwe informatie en plaatsen we een update op onze site. Aangezien dit toch elke dag weer een zekere hectiek geeft, ben ik heel blij dat mijn collega Ruth Bakker, die de website beheert, ook op kantoor aanwezig is, zodat we samen gemakkelijk teksten kunnen fijnslijpen.’
‘Online vergaderen is behoorlijk intensief, zeker als je met 15 tot 20 man in een vergadering zit. Je moet ervoor waken dat er besluiten worden genomen die niet goed zijn voor vrijgevestigden. Want hoewel corona nu wel het grootste gedeelte van mijn werktijd opslokt, betekent dat nog niet dat de andere projecten stilstaan. Zo werken we bijvoorbeeld nog steeds aan het zorgprestatiemodel en nog vele andere onderwerpen. Mijn collega’s en ik zijn dus heel veel aan het vergaderen via beeldbellen. Dat er door beeldbellen te weinig ruimte is voor interactie over technische details, maakt het werk wel pittiger. Het vraagt eigenlijk veel meer werk van ons om alle techniek zelf te doorgronden.’
‘De richtlijn krijgt regelmatig een update. Het is dus verstandig om steeds de online versie te raadplegen.’
‘De beleidsmedewerkers en directie komen elke dag online bijeen. We bespreken dan onder andere wat er zoal speelt in het veld en bij de leden. De meeste vragen van de leden gaan over face-to-face behandelen en beeldbellen. Mijn collega’s hebben een overzicht gemaakt van een aantal toepassingen die op dit moment op de markt zijn. Wij hebben daarbij extern advies ingehuurd om te toetsen op onder andere veiligheid. Verder proberen we ook afspraken voor korting voor onze leden te regelen.’
‘Een ander punt van aandacht betreft de visitatie. Ik sta in nauw contact met de voorzitter van de visitatiecommissie. Samen zijn we bezig om te kijken hoe we weer een start kunnen maken met de visitaties, nadat we eerst alles hebben moeten stopzetten vanwege overheidsbeleid. Het is duidelijk dat we nog lang niet uit deze crisis zijn en we denken dus na over online visitatie. Maar dit vraagt nog wel wat organisatie. Zo zijn we nu bijvoorbeeld op zoek naar het beste medium hiervoor, een toepassing die geschikt is voor zowel een groepsbijeenkomst alsook voor de daadwerkelijke praktijkvisitatie waarin dossiers worden bekeken. Veiligheid staat hierbij voorop. Daarbij moeten we ons ook realiseren dat 2020 voor de visitatie een weggegooid jaar zal zijn. Wij zijn door de coronacrisis simpelweg niet in staat om iedereen te visiteren die dit jaar gevisiteerd moest worden. We zullen met de zorgverzekeraars hierover in gesprek gaan ten behoeve van de contractering in 2021. Ook gaan we met het bestuur kijken hoe we de leden die uiterlijk dit jaar gevisiteerd moesten worden een jaar uitstel kunnen geven. Het is natuurlijk duidelijk dat dit een overmachtssituatie is. Ik reken erop dat de zorgverzekeraars hier begrip voor hebben.’
‘Verder is dit ook voor de bureaumedewerkers een heftige tijd. Sommigen zijn ziek (geweest), anderen hebben kinderen thuis die thuisonderwijs moeten krijgen. Ik heb met de collega’s afgesproken dat we gewoon simpelweg ons best doen. Sommige collega’s maken overuren, anderen kunnen hun uren niet maken door alles wat corona met zich meebrengt. Maar dat geeft niet, samen hebben we afgesproken dat we onze schouders eronder zetten om onze leden op zo’n goed mogelijke manier te ondersteunen en dat doen we als team!’
Maak contracten aantrekkelijker
Interview met de voorzitter – januari 2020
Er is een wetsvoorstel ‘bevorderen van de contractering’ in de maak. Dit wetsvoorstel maakt onderdeel uit van het hoofdlijnenakkoord ggz dat de LVVP, naast andere veldpartijen in de ggz, ondertekende. De passage over het bevorderen van de contractering is in het akkoord gekomen nadat de wetswijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet in 2014 in de Eerste Kamer strandde. Die wijziging had moeten leiden tot een aanzienlijke afname van ongecontracteerde zorg, door het vergoedingspercentage van verleende ongecontracteerde zorg fors te verlagen. Nu speelt opnieuw een voorgenomen wetswijziging van artikel 13 door een wettelijke vergoeding te regelen voor ongecontracteerde zorg. Via deze wet kunnen deelsectoren, bijvoorbeeld verslavingszorg, via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) een aanwijzing krijgen. In dat voorbeeld zou dan ongecontracteerde verslavingszorg vergoed worden op basis van de wettelijke vergoeding. Eind november spraken Hans Kamsma en Judith Veenendaal met staatssecretaris Blokhuis over dit wetsvoorstel. Ook ontving de LVVP een brief van de staatssecretaris over dit onderwerp. In deze brief noemt de staatssecretaris ook het stimuleren van gecontracteerde zorg als middel om ondoelmatige zorg gericht tegen te gaan. Deze brief heeft de LVVP recentelijk beantwoord. In dit interview licht Hans toe dat het in één adem noemen van deze aanpassing van artikel 13 van de Zvw én het stimuleren van gecontracteerde zorg een oncomfortabel gevoel geeft.
‘Een contract dat de werkwijze van de zorgverlener erkent en weerspiegelt én waarin de zorgverzekeraar zorg wegneemt van de verzekerde en van de zorgverlener, maakt contracteren aantrekkelijker.’
Blokhuis schrijft: ‘Het gaat ons erom dat we die zorgaanbieders aanpakken die geen goede kwaliteit van zorg leveren of die aantoonbaar (veel) te veel zorg declareren zonder dat daardoor de zorg verbetert of de klanttevredenheid toeneemt. Tevens is het van belang om op te treden tegen zorgaanbieders die oneigenlijk gebruik maken van privacyverklaringen’. Wat vind je hiervan?
‘Dit klopt gedeeltelijk. Ja, er zijn zorgaanbieders, overigens niet per se in de ggz, die te veel zorg declareren in vergelijking met andere aanbieders die dezelfde kwaliteit van zorg leveren. Ja, bij sommige zorgaanbieders worden wel opmerkelijk veel privacyverklaringen ingevuld, waardoor het zicht op de kwaliteit van zorg -zoals we die met elkaar hebben afgesproken- verloren gaat.
Zorgverzekeraars beheren gemeenschapsgeld. Iedere volwassene in Nederland is, aan premie en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, ieder jaar duizenden euro’s kwijt aan de zorg, of ze nu gebruik maken van die zorg of niet. Er zit een grens aan de rek die een collectief systeem kan opbrengen. Dat is een verantwoording die niet alleen bij de zorgverzekeraars, maar ook bij de zorgaanbieders rust. Als er aanbieders zijn die de grens opzoeken en de vrijheid van hun onderneming en hun eigen visie op kwaliteit belangrijker vinden dan de hiervoor genoemde verantwoording, maar intussen wel op datzelfde gemeenschapsgeld aanspraak doen, dan moeten we er inderdaad met elkaar over nadenken hoe we dat kunnen inperken. In het belang van kwalitatief goede gecontracteerde én ongecontracteerde zorg kan het dan nodig zijn om na te denken over maatregelen die hier op acteren.
In deze denkwijze wordt echter ook de suggestie gewekt dat kwaliteit een verband heeft met al dan niet gecontracteerd werken. Dat beeld is al vaker zo door de zorgverzekeraars neergezet: zij houden vast aan het idee dat ze met contracteren beter kunnen sturen op kwaliteit. Dit zijn discutabele aannames. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat ongecontracteerd werken een rol speelt bij de kwaliteit van zorg in de ggz (Arteria 2018). Daarnaast: begrip voor gerichte maatregelen is echt iets anders dan het terugdringen van ongecontracteerde zorg. Want precies daar wringt de schoen. In dezelfde brief waarin de staatssecretaris het heeft over gerichte maatregelen, citeert hij ook het hoofdlijnenakkoord (hla). Daarin wordt het stimuleren van gecontracteerde zorg als doel genoemd. En daarvoor wordt dezelfde wettelijke maatregel voorgesteld die we hier bespreken als manier om gericht in te zetten tegen ondoelmatige zorg. Het in één adem noemen van aanpassing van artikel 13 Zvw en het stimuleren van gecontracteerde zorg geeft mij daarmee een oncomfortabel gevoel. Het stimuleren van contracteren en daarnaast het gericht aanpakken van ondoelmatige zorg zijn voor mij twee verschillende zaken, die ik graag los van elkaar wil adresseren.’
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders dienen inspanningen te plegen die de contractering bevorderen, zo schrijft Blokhuis. Wat bedoelt hij precies en wat vinden wij van deze inspanningen?
‘Het tegengaan van ongecontracteerde zorg staat in het hla als allerlaatste maatregel om contracteren te bevorderen. Een maatregel die pas mag worden toegepast als duidelijk is dat alle partijen er alles aan gedaan hebben om contracteren te bevorderen en er sprake is van zorgaanbieders die gewoonweg niet willen contracteren. Er zit nog wel wat ruimte tussen de opvatting van de LVVP over het bevorderen van contracteren en de afspraken die daarover nu met de zorgverzekeraars gemaakt zijn, en waar ze overigens nog lang niet aan voldoen. In onze ogen zijn die afspraken voornamelijk procedureel van aard en gaan ze over zaken als het inzichtelijker maken van contracten en het vergemakkelijken van het contracteerproces. Dat zijn zaken die er toe doen, zeker, maar die het probleem niet volledig dekken. Er spelen ook de nodige inhoudelijke zaken die verbeterd kunnen worden. Denk aan het aanpakken van de generieke afslagen die nu bij vrijgevestigden worden gehanteerd. Of de krappe omzetplafonds die de zorg beperken en een langere wachttijd opleveren. Of zaken die de administratieve lasten opdrijven, zoals de kosten per unieke cliënt (kpuc) en de productmix die gehanteerd kan worden. Al deze maatregelen vereisen namelijk continue monitoring door de zorgaanbieder.
Van de kant van de zorgaanbieders worden inspanningen gevraagd. Die gaan vooral over de manieren waarop we kwaliteit inzichtelijk willen maken en hoe we ervoor zorgen dat de zorg die geleverd wordt, voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk.
De LVVP is niet principieel voor of tegen contracteren. We zien een veld voor ons waarin de inhoud en kwaliteit aan de professionals is en de financiering en controle aan de zorgverzekeraars. Dit alles in samenspraak. Daarover moeten we heldere en toetsbare afspraken maken. We hebben daar samen een verantwoordelijkheid in naar onze patiënten en verzekerden. Die verantwoordelijkheid kunnen we heel goed vormgeven in de vorm van een contract. Maar dan moet dat wel een gezamenlijke overeenkomst zijn waarin de zorgverlener maximaal wordt gefaciliteerd om de patiënt goede zorg te verlenen. Dát zou contracteren aantrekkelijker maken. Een contract dat de werkwijze van de zorgverlener erkent en weerspiegelt en waarin de zorgverzekeraar zorg wegneemt bij de verzekerde en de zorgverlener.’
Wat vindt de LVVP van het vaststellen van een wettelijke vergoeding voor ongecontracteerde zorg?
‘Als één van de maatregelen om aantoonbaar ondoelmatige of onrechtmatige zorg terug te dringen kan ik begrip opbrengen voor deze stap. Mits deze wettelijke vergoeding, zoals de staatssecretaris schrijft, alleen gericht wordt toegepast. Als er geen deelsector kan worden aangewezen, treedt er ook geen AMvB in werking en wordt het ongecontracteerde werken hiermee ook niet teruggedrongen. Omdat de verbinding met het terugdringen van ongecontracteerde zorg echter wel gemaakt wordt, vinden we als LVVP dat de voorgenomen maatregel alleen ingevoerd kan worden als er eerst alles aan gedaan is om het contracteren aantrekkelijker te maken. Daarvoor moeten echt nog zaken gebeuren: de afspraken moeten concreter, duidelijker. De inhoud van de contracten moet erbij worden betrokken. We moeten als partijen hier meer en intensiever over in overleg. Daarbij is niet alleen het commitment van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) nodig, maar ook van de zorgverzekeraars. Dat een zorgverzekeraar hierover niet met ons aan tafel wil, vind ik volstrekt onacceptabel. En als belangrijkste: we willen een resultaatverplichting, niet louter een inspanningsverplichting.
In februari 2020 hebben we een afspraak met ZN en een aantal zorgverzekeraars over onder meer dit onderwerp. We gaan hier alleen maar uit komen als we uit de, vaak wat wantrouwende, onderhandelingssfeer komen en dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid oppakken. Het zit ’m niet alleen in de afspraken die we maken, maar ook in de sfeer waarin we dat doen. We moeten hoe dan ook met elkaar verder. Dat doe ik liever in een verhouding waarin we bij elkaar terecht kunnen dan vanuit het gevoel dat we tot elkaar veroordeeld zijn. ‘De ggz’ voelt zich al jaren door de zorgverzekeraars ‘geframed’ als niet transparant en tegendraads. De grens tussen het verwijt dat we geen kwaliteit aantonen of dat we die niet zouden hebben, is erg dun. Eigenlijk gun ik het de zorgverzekeraars om van de rol van boeman verlost te worden.’
In 2014, toen de wetswijziging van artikel 13 speelde, was de LVVP tegen de wijziging. Hoe staan we er nu in?
‘In 2014 betrof het een generieke maatregel die het hele ongecontracteerde werken zou treffen. Daarmee zou een belangrijke onderhandelingsfactor voor vrijgevestigden, namelijk de keuze om wel of geen contract af te sluiten, grotendeels wegvallen. Dat konden en kunnen we nooit accepteren. Zeker niet zolang de verhoudingen liggen zoals ze liggen en contracten met zorgverzekeraars nog te vaak onze administratieve lasten opjagen en ons werk bemoeilijken in plaats van faciliteren.
Het nieuwe wetsvoorstel is anders: dit maakt het in de toekomst mogelijk om per AMvB een deelsector aan te wijzen waarvoor bij ongecontracteerd werken een wettelijke vergoeding wordt vastgesteld, slechts daar waar de zorg aantoonbaar ondoelmatig is. Wij willen nog verder in gesprek over onder meer het aanscherpen van de criteria voor zo’n aanwijzing en het verder verduidelijken van de stappen die in het proces naar een AMvB genomen worden.
Op dit moment zijn we hierover constructief in gesprek met VWS. Ook gaan we verder in gesprek met ZN en de zorgverzekeraars. Uiteraard in overleg en afstemming met andere veldpartijen. Die gesprekken zullen mede bepalen of we ons hierin constructief blijven opstellen. Dit onderwerp raakt ons allemaal in onze praktijkvoering. We zullen de leden dan ook zeker via de nieuwsbrief op de hoogte houden van de voortgang en de verdere ontwikkelingen.’