Hieronder treft u de berichten (zie ook downloads onderaan de pagina) aan die de LVVP heeft verzonden aan de landelijke pers.
- Persbericht: Kan het nog goedkomen met de jeugd-ggz? – 13 november 2019
- Persbericht: Recht op vrije artsenkeuze opnieuw in gevaar
- Persbericht: Uitspraak in arbitragezaak CZ houdt ongelijkwaardig speelveld in stand. Nog steeds geen duidelijkheid over gelijkwaardig alternatief voor KiBG (uitspraak CZ als download onderaan deze pagina)
- Brief: eerstelijnsorganisaties aan Eerste Kamer over Wmcz januari 2019
- Brief: aan minister De Jonge over de jeugd-ggz
- Persbericht: Wirwar aan regels leidt tot onrust en onzekerheid bij patiënt en zorgaanbieder in de ggz
Kan het nog goedkomen met de jeugd-ggz?
Het besef dat er iets heel erg fout is gegaan, dringt eindelijk ook door in de hoofden van politiek-bestuurlijk verantwoordelijken. Een aanklacht van de Inspecties voor de Gezondheidszorg & Jeugd en Justitie en Veiligheid moest hieraan vooraf gaan. Inhoudelijke bemoeizucht, administratieve lasten, ingewikkelde aanbestedingsprocedures, uitsluitingen van contracten, lage vergoedingen en het in veel gevallen louter inhoudelijk eendimensionaal beleid ten koste van de patiënten zijn de hoofdredenen voor de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten (LVVP) om al sinds januari 2015 de noodklok te luiden over de jeugdwet i.c. de decentralisatie van de jeugdzorg. Inmiddels heeft een groot deel van de vrijgevestigde praktijken de jeugd-ggz verlaten en de leegloop is nog niet gestopt.
Kanarie in de kolenmijn
Al in 2016 wees de LVVP in een brandbrief aan toenmalig staatssecretaris Van Rijn op de dramatische effecten van de overheveling voor de jeugd-ggz, in het voorjaar van 2017 gevolgd door een, op verzoek van het ministerie van VWS opgesteld, 10-puntenplan, met mogelijke verbeteringen. Er werd welwillend geluisterd. Daarna volgden nog meer oproepen, brandbrieven en noodkreten. Inmiddels is er een palet aan evaluaties, onderzoeken, overleggen, stuurgroepen, bijeenkomsten, taskforces, transitie- en transformatietafels in stelling gebracht, maar het mocht niet baten.
Kinderen, jeugdigen en hun ouders zijn de dupe
Natuurlijk is niet iedere situatie of zijn alle opvoedingsvragen redenen voor het inzetten van professionele, psychische of psychiatrische hulp. Maar voor kinderen en jeugdigen én hun ouders waarvoor psychische of psychiatrische hulp wèl nodig is en die hulp moeten zoeken bij de jeugd-ggz, heeft de kaalslag inmiddels dramatische vormen aangenomen. De psycholoog en/of psychotherapeut die laagdrempelig, persoonlijke hulp in de buurt biedt, verdwijnt uit beeld. Dit beperkt niet alleen het aanbod, maar ook de keuzevrijheid. Onze vrees is dat het desastreuze beleid tot op heden de capaciteit aan en kwaliteit van goed opgeleide, ervaren psychologen en psychotherapeuten niet meer terug te draaien is.
Administratief labyrint
Een belangrijke reden voor vrijgevestigde praktijken voor jeugd-ggz om te stoppen, is de enorm toegenomen administratieve last. Deze is het gevolg van het hebben van contracten met meerdere gemeenten (vaak meer dan 10 contracten!), met verschillende eisen, verschillende ingewikkelde (aanbestedings)procedures, die een overdreven aantal aan te leveren gegevens opeisen en een haperend berichtenverkeer. Hierdoor is men tijd kwijt die niet aan de zorg kan worden besteed. Dit is voor vrijgevestigde praktijken niet werkbaar.
Vergoedingen en tarieven
Budgettekorten en het korten op financiële vergoedingen kenmerken het beleid. Gebleken is dat de door gemeenten vooraf opgelegde omzetplafonds regelmatig te laag zijn. Als een vrijgevestigde al in aanmerking komt voor een contract, zijn de voorwaarden zo ongunstig dat veel vrijgevestigden hiervan afzien. Bij hoogopgeleide professionals die hoogwaardige zorg bieden, horen passende tarieven, rekening houdend met de praktijkkosten en scholingsniveau van de hulpverleners. Deze negatieve tendens heeft direct effect op het aantal kinderen en jeugdigen dat goede zorg ontvangt en nog gaat ontvangen. De verlaging van budgetten voor de Jeugdwet door Rijksbezuinigingen en de daaropvolgende gemeentelijke ingrepen dienen dan ook stopgezet te worden. Kinderen met psychische klachten hebben recht op goede jeugd-ggz, net als volwassenen.
Voldoende ingekocht of afgekocht?
Een veelgehoord argument is dat er voldoende zorg is ingekocht en dat er dus door de gemeente en/of de regio aan de zorgplicht is voldaan. Deze papieren werkelijkheid is nu dus doorgeprikt door de Inspecties. De LVVP waarschuwde hier al voor, net zoals voor het kwaliteitsverlies dat hiermee gepaard gaat door leegloop. De landelijke reflex is samenwerking op bovengemeentelijk niveau en gemeenten zoeken de oplossing nu in clustering in hoofd- en onderaannemers. Uitbuiting via subcontracten en hulpverleningsbureautjes die zich op de ‘markt’ presenteren met flitsende, te verwachten resultaten ligt op de loer. Hiermee wordt de inhoudelijke verantwoordelijkheid afgeschoven, inclusief de administratieve lasten. Het lost op de werkvloer dus niets op! Terug naar de tweede helft van de vorige eeuw. Omstreden ‘verlengde-armconstructies’ van weleer en de ‘Europsyche-affaire’, waarin ongekwalificeerde hulpverleners naar hartenlust declareerden, liggen nog vers in het geheugen.
Integrale zorg als mantra?
De zoektocht naar een invulling van het begrip ‘integrale zorg’ draagt niet bij aan goede zorg. Want wat is ‘integrale zorg’? Het is in ieder geval geen zorg die door één persoon te geven is en het is ook niet veelvuldig over elke patiënt overleggen tussen wijkteams, ambtelijke afdelingen, triageposten et cetera. Integrale zorg is het leveren van op de persoon toegesneden hulp, waarbij rekening gehouden wordt met het systeem, de school en de omgeving, al dan niet in combinatie met andere vormen van hulp en/of zorg. Bovendien is integrale zorg niet het antwoord op alles en hetzelfde geldt voor de mantra ‘één gezin, één plan’. Te veel hulp die direct moet worden verleend, wordt niet of te laat geleverd, doordat wijkteams met onvoldoende gespecialiseerde kennis eerst zelf gaan behandelen en/of de opdracht krijgen om vooral niet door te verwijzen. Onze leden krijgen daardoor patiënten regelmatig (te) laat over de vloer. De LVVP is van mening dat snel, direct en effectief hulp verlenen nog steeds kan, zonder dat allerlei ‘deskundigen’ zich er mee bemoeien. Met als stelregel: geef hulp door de juiste, gekwalificeerde persoon, monodisciplinair als het kan, interdisciplinair als nodig en multidisciplinair als het moet.
Betonrot in het stelsel
De LVVP ontwaart een tendens dat steeds meer ouders – om hun moverende redenen – hulp zoeken buiten de door de gemeente ingekochte zorg. 41% van de leden gaf in 2017 al aan dat er een toename was van zelfbetalers, soms tot wel 100% van hun cliëntenbestand. De LVVP heeft meermaals aan bestuurders, politici en beleidmakers gevraagd wat zij zouden doen als hun kind psychische problemen zou hebben. Stelselmatig wordt geantwoord dat men dan hulp buiten de reguliere, ingekochte jeugdhulp zou zoeken en die dan zelf zou betalen. De reden die dan gegeven wordt, is hoofdzakelijk dat men dan niet onderhevig hoeft te zijn aan alle regels, voorschriften en eisen die vanuit gemeenten/regio’s worden opgelegd. Men vindt de privacy daarbij een groot goed. Kortom, zij die het stelsel hebben opgezet en voorschrijven maken er zelf geen gebruik van.
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!
De LVVP is en blijft van mening dat het onderbrengen van de jeugd-ggz binnen de Jeugdwet geen juiste beslissing is geweest. Hierdoor is het recht op gezondheidszorg veranderd in de plicht tot het zorgen voor hulp en zorg aan kinderen en jongeren. Daarmee is een kunstmatige scheiding aangebracht in een grondrecht van Nederlandse burgers tot 18 jaar en burgers vanaf 18 jaar! We zien dat dit tot verschillende aanspraken leidt. Genoemde problemen leiden tot een toename aan vermeende coördinatiekosten, managementlagen en overheadkosten. Maar vooral tot een schrijnende kaalslag in het directe zorgaanbod, met verstrekkende gevolgen voor de korte, maar vooral ook voor de langere termijn.
Doorpakken
De aangekondigde wijzigingen in het stelsel van de Jeugdwet zijn een halfzachte poging om deze politiek- bestuurlijke dwaling nog enigszins te repareren. Zachte heelmeesters maken echter stinkende wonden. Het beleid ten aanzien van de jeugd-ggz grondig herbezien is volgens de LVVP de enige remedie. Laten we nu doorpakken en niet weer te vervallen in dit soort oplossingen op decentraal niveau.
PERSBERICHT: Recht op vrije artsenkeuze opnieuw in gevaar
Het ministerie van VWS bereidt een wetsvoorstel voor waarmee het recht op de vrije artsenkeuze (artikel 13 Zorgverzekeringswet) opnieuw ter discussie wordt gesteld. De wet wordt gepresenteerd als mogelijke oplossing voor de toename van ongecontracteerd werken in de ggz. De wet staat echter haaks op het hoofdlijnenakkoord voor de ggz. Daarin is afgesproken dat contracteren aantrekkelijker gemaakt moet worden. Gezien de zeer geringe omvang van ‘het probleem’, is dit wetsvoorstel schieten met een kanon op een mug. Bovendien wordt de last bij de patiënt neergelegd.
Hinderpaalcriterium wordt ondermijnd
In 2014 wilde toenmalig minister Schippers van VWS de vrije artsenkeuze in artikel 13 Zvw generiek inperken. Dat wetsvoorstel is destijds door de Eerste Kamer verworpen. In dit nieuwe wetsvoorstel wordt er een hinderpaal gecreëerd als drukmiddel om zorgverleners, over de rug van patiënten, te dwingen een contract te sluiten met een zorgverzekeraar. Dit voorstel biedt de overheid namelijk de mogelijkheid om een nog lagere vergoeding voor de patiënt in te stellen dan het huidige restitutietarief. In het voorliggende voorstel kan de hoogte van de vergoeding aan de patiënt zó laag worden vastgesteld, dat een zorgaanbieder genoodzaakt is om een nog groter deel van de rekening bij de verzekerde neer te leggen. Op deze manier wordt een fundamenteel recht voor verzekerden en een fundamenteel onderdeel van de werking van het zorgstelsel ondermijnd.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het hinderpaalcriterium inhoudt dat de vergoeding van de zorgverzekeraar niet zó laag mag zijn dat het de patiënt belemmert in de keuze voor een hulpverlener. Dit hinderpaalcriterium lijkt nu te worden losgelaten, ten gunste van het kunnen afdwingen van contractering.
De bedoeling van de wetgever was destijds primair gericht op het voorkómen van een hinderpaal voor de verzekerde. Het nu voorliggende wetsvoorstel lijkt de bedoeling te hebben om juist een hinderpaal te creëren.
Gevolgen van dit wetsvoorstel
Het wetsvoorstel dat nu in stelling wordt gebracht, raakt aan het fundamentele recht van de vrije artsenkeuze (artikel 13 Zvw) en belemmert een gezonde werking van het afgesproken stelsel.
Dit wetsvoorstel betekent dat:
- de patiënt hogere kosten voor zijn rekening krijgt. Mensen met een laag inkomen zijn hiervan de dupe: een hoge eigen bijdrage in de kosten zal zeker voor hen een drempel opwerpen. Zij hebben dan geen vrije artsenkeuze meer, wat strijdig is met de oorspronkelijke gedachte in de Zorgverzekeringswet;
- in plaats van contracteren aantrekkelijker te maken, ongecontracteerd werken wordt afgestraft en misschien wel onmogelijk wordt gemaakt. Dit terwijl in het hoofdlijnenakkoord was afgesproken de omgekeerde weg te bewandelen, namelijk contracteren aantrekkelijker te maken;
- zorgverzekeraars nóg meer macht krijgen en zorgaanbieders nog minder, waarmee het evenwicht in de toch al scheve verhoudingen in de ‘zorgmarkt’ volledig zoek raakt. De enige onderhandelingsruimte die zorgaanbieders nog hebben in het contracteerproces, verdwijnt: ‘stemmen met de voeten’ door niet te contracteren is niet meer mogelijk;
- er een tegenstelling wordt gecreëerd tussen de gecontracteerde en de ongecontracteerde zorgaanbieder, terwijl de werkelijkheid niet zo zwart-wit is: álle ggz-aanbieders dienen aan dezelfde kwaliteitseisen uit het kwaliteitsstatuut te voldoen. Zij contracteren daarbij vaak selectief, afhankelijk van de administratief belastende eisen van de zorgverzekeraar;
- een specifiek probleem met de deelsector verslavingszorg nu tot maatregelen leidt die de héle sector (kunnen) raken.
Afspraak hoofdlijnenakkoord ggz: gecontracteerd werken stimuleren
Overheid en zorgverzekeraars creëren een beeld dat ongecontracteerd werken duur is, toeneemt en kwalitatief onder de maat is.
We willen hier een ander beeld tegenover zetten. Ongecontracteerde zorg in de ggz is doorgaans goedkoper, de toename is beperkt en de extra kosten zitten vooral in een specifieke sector, te weten de verslavingszorg.
Het aandeel niet-gecontracteerde ggz neemt nauwelijks toe (van 6,1 naar 6,9%). Deze geringe toename zien we vooral in een specifiek aan te wijzen segment, te weten de verslavingszorg. Ook blijkt uit onderzoek dat de kosten van niet-gecontracteerde zorg bij een aantal diagnoses (verslaving) hoger zijn en bij andere diagnoses vergelijkbaar of lager (Arteria, 2018).
Zorgverzekeraars stellen dat ze minder goed zouden kunnen sturen op ‘kwaliteit en doelmatigheid’ bij aanbieders zonder contract. De praktijk is echter dat er gecontracteerd wordt op basis van criteria die beschreven staan in het kwaliteitsstatuut; deze criteria gelden voor álle aanbieders in de ggz, gecontracteerd en ongecontracteerd.
Verder blijkt dat verzekeraars een restrictief beleid voeren als het gaat om contracteren. Starters krijgen vaak helemaal geen contract aangeboden en komen er maar moeilijk tussen. Daarbij bieden zorgverzekeraars lage tarieven met een afslag tot wel 20% ten opzichte van het maximum NZa-tarief. Tot slot stellen zorgverzekeraars eisen die de kwaliteit niet dienen, maar wel administratief belastend zijn. Denk hierbij aan een (laag) omzetplafond, normatief uurtarief, kosten per unieke patiënt, productmix, et cetera. Het vraagt hogere wiskunde van een professional om op al deze verschillende eisen te sturen. Zorgverzekeraars zijn dus zelf debet aan (de toename van de) ongecontracteerde zorg.
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat gecontracteerd werken gestimuleerd dient te worden. Maar wat de zorgverzekeraars hiervoor hebben gedaan, is tot op heden te mager. Verder zijn zorgverzekeraars weinig bereid om inzicht te geven in bijvoorbeeld hun contracteergraad noch om de criteria transparant te maken die zij hanteren om al dan niet een contract te sluiten. Uit het op 3 oktober jl. gepresenteerde onderzoek (uitgevoerd door Arteria in opdracht van het ministerie van VWS) blijkt dat er nog heel wat mogelijkheden door zorgverzekeraars niet benut worden om contracteren aantrekkelijker te maken. De LVVP is te allen tijde bereid om deze handschoen gezamenlijk met de zorgverzekeraars op te pakken.
Schieten met een kanon op een mug
Nú dit wetsvoorstel voorbereiden, is schieten met een kanon op een mug. Het gezamenlijk geformuleerde doel is het bevorderen van contracteren. Dat de ongecontracteerde ggz licht toeneemt, moet enkel gezien worden als signaal dat dit nog niet goed lukt. Laten we daar dan aan werken en de aanbevelingen uit het recentelijk gepubliceerde onderzoek uitvoeren. En niet op de zaken vooruitlopen door contracteren indirect te verplichten. Daarmee gaat het fundamentele recht op vrije artsenkeuze op de helling en wordt de last ten onrechte bij de patiënt en de zorgaanbieder neergelegd.
PERSBERICHT: Uitspraak in arbitragezaak CZ houdt ongelijkwaardig speelveld in stand. Nog steeds geen duidelijkheid over gelijkwaardig alternatief voor KiBG
17 januari 2019
Het Nederlands arbitrage instituut (NAI) heeft de LVVP niet in het gelijk gesteld in haar zaak tegen zorgverzekeraar CZ. De LVVP is zeer teleurgesteld over de uitspraak. Niet alleen omdat we veel tijd en moeite in deze zaak gestoken hebben, maar vooral omdat we nu nog stééds niet weten wat een geschikt alternatief is voor het keurmerk van stichting kwaliteit in basis-ggz (KiBG). Met deze uitspraak is er van een evenwicht in het stelsel en een gelijkwaardig speelveld nog steeds geen sprake.
Nog steeds geen duidelijkheid over gelijkwaardig alternatief
Uit de uitspraak blijkt dat de zorgverzekeraar de standaard zet: vrijgevestigden mogen blij zijn dat een door de zorgverzekeraar te beoordelen gelijkwaardig alternatief ook gehonoreerd wordt. Het is aan de contractant om er zelf achter te komen wat dat gelijkwaardige alternatief dan is. Degenen die dat hebben geprobeerd, hebben allemaal een afwijzing gekregen.
Deze stellingname van het NAI bevreemdt ons in hoge mate. Niet voor niets heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een transparantieregeling zorginkoopproces Zorgverzekeringswet (Zvw) opgesteld. Daarin staat onder andere beschreven dat de zorgverzekeraar transparant moet zijn over zijn kwaliteitsbeleid. Wij vinden het dan ook een legitiem verzoek om antwoord te krijgen op de vraag waaraan een alternatief voor het KiBG-keurmerk moet voldoen. Tot op de dag van vandaag heeft CZ hier nog niet op geantwoord, anders dan naar het KiBG-handboek te verwijzen waaruit blijkt dat je bij het KiBG moet zijn aangesloten om aan alle eisen te kunnen voldoen.
Handboek en keurmerk KiBG is niet de algemeen aanvaarde standaard
In de uitspraak wordt meerdere keren verwezen naar het Handboek keurmerk basis-ggz, een product door en voor het KiBG. In het handboek staat overigens duidelijk vermeld dat KiBG niet alleen een stichting is van een aantal grote ggz-instellingen met grote belangen in de generalistische basis-ggz (gb-ggz), maar ook van zorgverzekeraars CZ, Menzis, VGZ en Zilveren Kruis. Vrijgevestigden zijn hier nooit bij betrokken geweest. Desalniettemin wordt het Handboek keurmerk basis-ggz door het NAI als een algemeen aanvaarde standaard neergezet voor de generalistische basis-ggz, terwijl dit natuurlijk helemaal niet zo is. Los hiervan brengt het keurmerk een stevige administratieve last met zich mee, terwijl er aan alle kanten gestreefd wordt naar reductie van de administratieve lastendruk. Bovendien moeten leden ook nog voor het keurmerk betalen, zodat ze de tariefsopslag die ze met het keurmerk krijgen deels weer kwijt zijn. Maar wat ons het meest frappeert, is dat het NAI meegaat in de kafkaëske cirkelredenering van CZ dat je om gebruik te kunnen maken van een alternatief anders dan het KiBG-keurmerk, je terugverwezen wordt naar het handboek van KiBG. En als je dat doet, zie je dat je alleen maar aan die eisen kunt voldoen, als je gebruik maakt van het KiBG-keurmerk.
Contractvrij werken enige manier om invloed uit te oefenen
In de uitspraak wordt het leden aangerekend dat ze als makke lammeren contracten hebben getekend, zonder enig voorbehoud te maken. In het contracteerproces is het echter technisch niet mogelijk om een voorbehoud te maken, nog los van de vraag of dat zin gehad zou hebben. Van een eerlijk speelveld in de zorg is dus in het geheel geen sprake.
Daarbij stelt het NAI dat de LVVP überhaupt geen kans van slagen had in haar vorderingen, daar de LVVP niet de bevoegdheid heeft om ‘in te grijpen’ in individuele overeenkomsten gesloten tussen CZ en haar leden. Uiteraard kan de LVVP niet ingrijpen in individuele contracten. Maar een dergelijke stellingname van het NAI maakt het de LVVP feitelijk onmogelijk om namens haar leden op te treden en is bovendien volslagen contrair met het convenant onafhankelijke geschillenbeslechting dat partijen onder regie van VWS hebben gesloten. Idee was destijds juist dat branchepartijen met dit convenant gemakkelijker zouden kunnen optreden namens hun leden.
Er was en is van een gelijkwaardig speelveld geen sprake en met deze uitspraak wordt dat in stand gehouden en gelegitimeerd. We concluderen dat contractvrij werken de enige manier lijkt waarop leden in dit zorgstelsel nog enige invloed kunnen uitoefenen. We blijven daarom zéér kritisch staan ten opzichte van het inperken van contractvrij werken onder deze omstandigheden.
Onevenwichtigheid bevestigd
Met deze uitspraak lijkt de zorgverzekeraar helaas nog steviger in het zadel te zijn geholpen ten koste van de positie van de zorgaanbieder en is er van een evenwicht in het stelsel en een gelijkwaardig speelveld nog steeds geen sprake. Maar ook het feit dat de LVVP volgens het NAI maar beperkt namens de leden mag optreden -feitelijk alleen voor hen die geen contract met de verzekeraar hebben gesloten- is schadelijk voor de positie van de vrijgevestigde psycholoog en psychotherapeut. Kleine zorgaanbieders zijn niet in de positie om te onderhandelen met de zorgverzekeraar en de LVVP mag het niet. Het NAI verzwakt in feite de positie van een brancheorganisatie in de contractuele fase, terwijl dit nu juist ten grondslag ligt aan de oprichting van het NAI.
Taak voor de NZa en het ministerie van VWS
Nu duidelijk is geworden dat de LVVP ook met de gang naar het NAI geen duidelijkheid krijgt over de inkoopvoorwaarden van CZ, is de NZa als toezichthouder aan zet.
Verder wekt deze uitspraak de indruk dat contractvrij werken de enige manier lijkt om invloed uit te kunnen oefenen. In het hoofdlijnenakkoord hebben we afgesproken dat contracteren gestimuleerd dient te worden. Deze uitspraak heeft een averechts effect. Wij roepen de politiek en het ministerie van VWS op meer waarborgen te creëren voor een eerlijk contracteerproces en gelijk speelveld. (Zie ook de uitspraak als download onderaan deze pagina.)
BRIEF AAN MINISTER DE JONGE OVER DE JEUGD-GGZ
5 september 2018
‘Situatie in de jeugd-ggz zorgwekkend’ – LVVP maakt statement in brief aan minister De Jonge
Op 5 september jl. vond een sessie plaats van de breed samengestelde, landelijke werkgroep jeugd-ggz met minister Hugo de Jonge. De LVVP was hierbij aanwezig. Op de agenda stond ‘hulp zo dicht mogelijk bij de cliënt/patiënt’, de rol en positie van de professionals en de ggz als integraal onderdeel van de (jeugd)hulp, met de Jeugdwet als vertrekpunt. Het spreekt voor zich dat de LVVP hieraan een bijdrage wil leveren, maar ze is wel kritisch ten aanzien van de Jeugdwet en de uitvoering die daaraan wordt gegeven. Met een brief aan minister De Jonge (zie download onderaan de pagina) heeft de LVVP hierover een statement gemaakt.
De brief van de LVVP bevat een overzicht van de zorgwekkende stand van zaken in de jeugd-ggz. Dit hebben we nogmaals onder de aandacht van de minister willen brengen. Net als de andere partijen in de werkgroep jeugd-ggz wil de LVVP de meest passende zorg voor elke jeugdige in Nederland organiseren en bieden. Ook wij zoeken naar toekomstbestendigheid en samenhang. En ook voor ons is de Jeugdwet het vertrekpunt, al zouden we willen dat dat anders was.
Invoering Jeugdwet niet goed gelukt
De invoering van de Jeugdwet is wat de LVVP betreft niet goed gelukt. De jeugd-ggz is ondergesneeuwd geraakt en er is nauwelijks regie mogelijk. Dit ondanks de positieve inspanningen van een heel aantal partijen. We hopen dat de minister de brief ter harte neemt, ten behoeve van alle kinderen in Nederland met psychische problemen én hun ouders.
PERSBERICHT
19 juli 2018
Wirwar aan regels leidt tot onrust en onzekerheid bij patiënt en zorgaanbieder in de ggz
De ene zorgverzekeraar vergoedt een volgend behandeltraject bij de gz-psycholoog wel, de andere zorgverzekeraar niet. Verzekerden worden dus door sommige verzekeraars in hun aanspraak op verzekerde zorg beperkt. De beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beperken het aantal behandeltrajecten in de generalistische basis-ggz niet, maar zorgverzekeraars passen de beleidsregels op heel verschillende manieren toe. De LVVP heeft de verschillende eisen van zorgverzekeraars op een rij gezet en dat laat zien er sprake is van willekeur. Dit is niet alleen nadelig voor verzekerden, maar ook voor vrijgevestigde ggz-behandelaren. Daarom pleit de LVVP voor een evaluatie van de generalistische basis-ggz en voor heldere regels met ruimte voor meerdere producten per jaar.
Patiënten krijgen niet dezelfde zorg vergoed van de zorgverzekeraar
Jaap gaat naar de gz-psycholoog. De zorgverzekeraar betaalt. Ook als hij na enige tijd een terugval krijgt en opnieuw naar de psycholoog gaat. De buurvrouw van Jaap, Anneloes, gaat ook in behandeling in de generalistische basis-ggz (gb-ggz). Ook zij krijgt een terugval en wil weer in behandeling. Maar Anneloes zit bij een andere zorgverzekeraar en die vergoedt het tweede behandeltraject niet. Een soortgelijke situatie zou in de huisartsenzorg ondenkbaar zijn. Het kan niet zo zijn dat een patiënt van de ene zorgverzekeraar recht heeft op een paar bezoekjes aan de huisarts, en een patiënt van een andere zorgverzekeraar onbeperkt bij de huisarts terecht kan. Terwijl de patiënt daarover niets kan terugvinden in de (meeste) polisvoorwaarden.
Vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten weten niet waar ze aan toe zijn
De overheid beperkt het aantal behandeltrajecten in de generalistische basis-ggz niet, maar zorgverzekeraars doen dat wel. Ze vullen de regels op verschillende manieren in, waardoor patiënten en hun behandelaren niet hetzelfde aantal producten vergoed krijgen. Dit blijkt de antwoorden op vragen van de LVVP aan zorgverzekeraars (in de contracten en polisvoorwaarden zijn namelijk lang niet altijd bepalingen opgenomen). Dit leidt niet alleen tot rechtsongelijkheid van verzekerden, maar ook tot grote onzekerheid en bedrijfsmatige risico’s bij vrijgevestigde ggz-behandelaars. Bovendien wordt vaak pas jaren later, bij controles achteraf, duidelijk wat de zorgverzekeraar wel en niet vergoedt aan de behandelaar. Dan blijken er ineens extra regels te gelden. Gevolg: de behandelaar moet geld terugbetalen aan de zorgverzekeraar, terwijl hij niet kon weten dat de behandeling niet vergoed zou worden.
Grondige evaluatie van de gb-ggz is nodig
Dagelijks ervaren vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten de beperkingen in de gb-ggz. De behandelaars willen graag goede zorg leveren, maar met de huidige systematiek in de gb-ggz is dat simpelweg niet mogelijk. Deze prestaties zijn nog gebaseerd op lichtere problematiek bij patiënten die nu deels door de praktijkondersteuners ggz bij huisartsen worden begeleid. In de gb-ggz worden inmiddels zwaardere patiënten behandeld dan voorheen in de (eerstelijns)praktijken. Een grondige evaluatie van de gb-ggz is daarom op alle onderdelen noodzakelijk: naar inhoud en tarieven, naar zijn bedoelingen en werking. Hierbij dienen ook de huidige patiëntprofielen herijkt te worden. Al eerder verzocht de LVVP de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om zo’n onderzoek, maar helaas laat dit nog steeds op zich wachten.
Heldere regels en ruimte voor meer prestaties
Daarnaast doet de LVVP een dringend beroep op alle betrokken partijen om met spoed eenduidige regels voor de gb-ggz -en vooral ook de toepassing ervan- vast te stellen. We pleiten ervoor om meerdere producten toe te staan binnen door iedereen te hanteren eenduidige marges. Dat biedt gelijke aanspraken voor alle verzekerden én het leidt tot duidelijkheid, financiële zekerheid en minder administratieve lasten voor de vrijgevestigde behandelaren in de gb-ggz.
Downloads
Uitspraak arbitragezaak tegen CZ december 2018
Brief eerstelijnsorganisaties aan Eerste Kamer mbt Wmcz jan 2019
Brief jeugd-ggz aan minister De Jonge september 2018